Het Geheim van De Wetering
door Ger Bruinsma, met tekeningen van Els Peters
16. Papa
Rob werd wakker. Zijn telefoon stond op stil, maar had hij zo ingesteld dat meldingen van Pieter, zijn vrouw of zijn ouders altijd doorkwamen. Hij deed zijn bril op en keek naar het scherm.
Papa, wil je mij bellen zonder mama wakker te maken?
Pieter.
Rob keek op zijn wekker. 04:07 stond er op het scherm. Naast hem lag zijn vrouw nog rustig te slapen. Waarom zou Pieter hem willen bellen? En dan ook nog zo zorgzaam om zijn moeder niet wakker te maken? Hij zou er vast een goede reden voor hebben, want hij heeft nog bijna nooit gebeld. Rob besloot de slaapkamer uit en de trap af te sluipen. In de woonkamer belde hij Pieter.
“Papa?” hoorde hij aan de andere kant.
“Wat is er jongen?” vroeg Rob.
“Ehm…”
“Zet hem op de speaker.” hoorde hij een meisjesstem.
“Hoe doe ik dat?”
“Geef eens.”
“Zo.”
“Wat is er allemaal daar jongens?” vroeg Rob nog maar eens.
“Ehm, nou, ehm…”
“Pieter… Waarom wil je bellen?”
“Nou, ehm, we zitten een beetje vast.”
“Vast? Waarmee?
“In een kamer.”
“Onder de grond!” hoorde hij Rens zeggen.
“Onder de grond? Jongens, waar zijn jullie? Wat is er aan de hand?”
“Papa, we zijn stiekem naar De Wetering gegaan. En nu zitten we vast onder de grond.”
Rob hoorde de spanning in de stem van zijn zoon en was tegelijk met stomheid geslagen.
“Wat?”
“Wil je alsjeblieft helpen? Mijn batterij is bijna leeg. We moeten een raadsel oplossen om eruit te komen. Ik leg het straks uit maar je moet ons nu helpen!”
Rob dacht vliegensvlug na. Dit klonk serieus, al snapte hij er nog niet veel van. Maar als Pieter met zijn vrienden in de problemen zat was dat het belangrijkste, de rest was van later zorg.
“Vertel. Wat is het raadsel?” vroeg hij dan ook maar.
“We moeten een cijferslot van vier cijfers open maken. Het heeft denken we met de kerk te maken. Met die in het dorp. En als aanwijzing hebben we de letters P-V-H en S-J-O. We dachten dat S-J-O Sint-Jans Onthoofding zou betekenen, dat is toch de naam van de kerk?”
“Klopt.”
“Maar dan weten we nog niet wat er precies met de rest bedoeld wordt.
“Hmm… Heb je verder iets?”
“Ja alles heeft te maken met het dorp. En met toen Loon op Zand nog Venloon was.”
Rob dacht even na.
“Wacht even, ik pak even internet erbij.”
Rob opende de browser op de tablet die op het tafeltje lag, tikte in de zoekmachine ‘Loon op Zand St. Jans onthoofding bouw’ in en scande de resultaten. Al snel vond hij het jaartal van de bouw.
“1394 is de kerk gebouwd zie ik.”
“Die hebben we al geprobeerd.”
“Hmm…” Rob scrollde verder.
“Die kerk is niet in één jaar gebouwd lees ik. In 1392 waren ze begonnen zo te zien. In opdracht van Paulus van Haastrecht de Oude. Dat zal denk ik die P-V-H zijn. Volgens mij staat zoiets ook op die gedenksteen bij de ingang.”
“Ik ga het proberen!” hoorde hij Rens roepen.
“Jaaah!” hoorde hij even later.
Rob hoorde het slotje naar beneden vallen. Vervolgens hoorde hij alleen een hoop gekreun in de verte.
“Ik krijg hem niet open! Het is te zwaar!”
Even later hoorde hij Rens weer dichterbij de telefoon.
“Er ligt een heleboel bovenop het luik. Volgens mij stenen ofzo. Ik krijg het niet open. Het beweegt wel een beetje, maar nog geen centimeter!”
“Jongens” begon Rob. “Het is even genoeg geweest. Waar zijn jullie precies? Dan kom ik jullie halen.”
Hij hoorde bijna door de telefoon heen hoe de kinderen elkaar vertwijfeld aankeken.
“We weten het niet precies.” antwoordde Pieter bedremmeld.
“Dit is niet leuk meer. Jullie zijn midden in de nacht naar De Wetering gegaan, zitten nu ergens onder de grond raadsels op te lossen en je weet niet eens waar je bent? En nu krijg je een luik niet open? Kunnen jullie niet terug waar je vandaan komt?”
“Nee, we weten het echt niet. En we kunnen ook niet terug.”
Rob hoorde de spanning in de stem van zijn zoon, op het randje van paniek.
“Rustig maar. Ik kom jullie halen. We moeten alleen even bedenken waar jullie precies zitten. Stenen zei je Rens?”
“Ja volgens mij wel. Van die kleine. Het ligt los.”
“En iets met De Wetering? Of de kerk?”
“Ja.”
Rob dacht na. Er was nog niet gesloopt bij De Wetering, en daar stonden allemaal hekken omheen nu. Maar aan de andere kant: hoe zijn die kinderen dan in vredesnaam naar binnen gegaan? Was er iets wat hij nog niet wist?
“Pieter, ik ga wat kleren aandoen en dan kom ik naar jullie toe. Ik ga intussen nadenken waar jullie precies zitten, maar dat vogel ik wel uit. Ik hang zo op en jij houdt het scherm van je telefoon uit. Gebruik hem niet totdat ik je terugbel. Dat spaart je batterij. Is dat duidelijk?”
“Ja.”
“Oh, en nog vergeten... Is het verder goed met jullie?”
“Ja hoor, het gaat wel.” antwoordde Sara. Die wilde het even niet over haar enkel hebben.
“Oké. Blijf allemaal waar je bent, ik bel straks terug.”
“Tot zo!” klonk het uit vier monden.
Robs hersenen draaiden op volle toeren. Wat hadden die kinderen gedaan? Midden in de nacht naar De Wetering terwijl ze aan het logeren waren? Hoe hadden ze dat voor elkaar gekregen zonder dat het opgemerkt werd? En dan ergens onder de grond vastzitten? Met allemaal raadsels?
Dat zal een stevig gesprek worden straks. Maar eerst moest hij ze zien te bevrijden. Pieter had specifiek gevraagd zijn moeder niet te wekken. Maar als hij zomaar weg zou gaan zou Judith ook in paniek raken. Misschien kon hij terugkomen voordat ze wakker werd, dan kwam de uitleg morgenochtend wel. En ze moest toch thuis blijven want Toby alleen laten kon sowieso niet. Rob besloot een briefje te schrijven voor zijn vrouw.
Ik ben naar Pieter toe.
Die had gebeld.
Ben hopelijk zo terug.
-x- Rob
Hij sloop weer naar boven, legde het briefje tegen de wekker van Judith aan zodat ze het zou zien als ze wakker werd. Hij pakte zijn broek en shirt van de stoel en griste een paar sokken mee. In de badkamer kleedde hij zich snel aan en sloop op zijn sokken naar beneden. Zijn jas en schoenen deed hij in de bijkeuken aan, gaf kat Pukkie nog een aai over zijn bol in het voorbij gaan en pakte buiten zijn fiets.
Op de fiets dacht hij verder na. Blijkbaar hadden ze het raadsel opgelost met het bouwjaar van de kerk. Bij De Wetering kon hij niets van losliggende stenen bedenken, maar hij besloot toch even te kijken. Allemaal hekken eromheen. Dat had hij al verwacht. Maar elk hek gewoon dicht. Er leek nergens een opening. Hoe waren die kinderen in vredesnaam binnen gekomen? Dat was van later zorg besloot hij. Hier moest hij niet zijn waarschijnlijk, dus maar snel door naar de kerk. Bij de ingang zette hij zijn fiets neer. De gedenktegel die hij zich herinnerde, maar verder gewoon straatstenen. Naast de ingang aan beide kanten was de begraafplaats die bij de kerk hoorde.
Kleine stenen...
Kiezels bedoelde Rens natuurlijk! De begraafplaats lag er vol mee, tussen de graven in. Ze zouden toch niet tussen de graven zitten? Dat leek hem een heel ongemakkelijke plaats.
Rob bekeek zijn opties. De begraafplaats was afgesloten, ze hadden duidelijk geen zin in nachtelijke bezoekers. Maar nu gaan uitzoeken hoe hij op een nette manier met toestemming binnen kwam was ook niet de beste keuze. Als het niet kan zoals het mag, dan moet het maar zoals het kan vond hij. Het hek bestond uit sierlijke zwarte metalen spijlen bovenop een basis van bakstenen. Hij stapte op de basis terwijl hij zich vastpakte aan de spijlen. En nu? Zo kwam hij niet verder. Hij stapte terug op de grond en ging naar een deel van het hek waar hij wat meer grip had en halverwege nog een voet kon plaatsen om wat hoger te komen. Dat lukte. Met wat onhandig klimwerk kwam hij aan de andere kant van het hek, zette zich lichtjes af en landde in het grind.
“Pfff. Wat een gedoe.” mompelde hij in zichzelf.
En nu? Rob keek rond. Overal tussen de graven lagen kiezels. De graven lagen netjes in twee rijen gerangschikt waartussen nauwelijks ruimte zat. Op de paden natuurlijk wel, en daar kon het eigenlijk overal zijn.
Gekkenwerk dit. Rob pakte zijn telefoon.