Het Geheim van De Wetering
door Ger Bruinsma, met tekeningen van Els Peters
10. De vierde pijl
Ze stapten door de doorgang. Daar vonden ze een tafel met daarop een tekst geschreven:
Loon op ’t Sand
Teveel gekapt, waor blèft ’t làànd
Ses boogscheuten weeghs
Vertrokken bij ’t Kleefs
Na dun derde ging er ene verlore
Daor wier laoter De Wetering gebore
Ik waar jaore gelede dun koning
Is ’n goeie schutter goed veur
dun Dorpswoning?
Rens scheen rond met de zaklantaarn. Aan de muur hing een ouderwetse boog die zomaar uit de middeleeuwen zou kunnen komen. Ernaast een koker met 4 pijlen. Voor zich uit, op zo’n 20 meter afstand zagen ze een doel hangen. Die bedoeling leek duidelijk, maar wat dan?
“Ik zie nergens een uitgang, jullie wel?”
De groep schudde het hoofd.
“Nee, niets te zien vanaf hier.” antwoordde Pieter. Hij liep terug naar de tafel en maakte een foto met zijn telefoon. Ze konden het maar beter bij zich hebben zo, bedacht hij.
Ze keken rond. Dezelfde zanderige grond, een hele uitgegraven zandgrot leek het. Op de muren leek iets van pleisterwerk te zitten. Er was geen deur te zien. Het plafond was te hoog om te zien met de zaklamp. In de muren leek geen andere doorgang dan waardoor ze binnen waren gekomen. In de ruimte vonden ze alleen het doel in een soort holte in de muur, de tafel met de tekst en een soort beugel in de grond die ongeveer tot borsthoogte van de kinderen kwam.
“Moeten we dan gaan boogschieten hier?” vroeg Emma. Dat is toch heel raar? En wat dan?”
Niemand had het antwoord.
“Is er wel iemand die kan boogschieten, of ook niet?” vroeg Emma.
“Ik heb het wel eens gedaan” zei Pieter. “Bij het Ambrosius gilde. Dat was wel moeilijk, maar het lukte me wel.”
“Ik wil het wel proberen!” riep Rens. Hij pakte de boog en een pijl en keek naar het doel. Hij legde zijn zaklamp op de tafel neer en richtte die op het doel zodat hij kon zien waar hij op moest mikken.
“Waar moet ik staan eigenlijk?”
“Ik denk bij dat hekje.” zei Sara, en ze wees naar de beugel die ook ongeveer recht voor het doel stond.
Rens ging er goed voor staan. Benen uit elkaar, de boog in zijn hand en probeerde de pijl goed te leggen. Hij trok de pees naar achteren samen met de pijl en richtte… en de pijl viel op de grond.
“Hé, hier blijven jij!” riep Rens tegen de pijl.
Hij probeerde het nog eens. Boog vast, pijl tegen de pees, pees naar achteren.
“Volgens mij moet de pijl aan de andere kant van de boog.” zei Pieter. “Dan blijft-ie beter zitten volgens mij. Dat heb ik toen bij Ambrosius ook gezien.”
Rens probeerde de pijl te verleggen, die weer op de grond viel. Een beetje beschaamd pakte hij de pijl weer op.
Nog een keer proberen dan. Benen uit elkaar, boog stevig vast, pijl naar achteren, richten… Los! De pijl vloog anderhalve meter naar voren en viel toen op de grond.
“Dit is echt veel te moeilijk!” riep bij teleurgesteld uit. Hij wilde eigenlijk de boog op de grond gooien, maar hield zich in.
Sara stapte naar voren. “Laat mij het eens proberen?”
Ze had goed gekeken hoe Rens het deed. Benen uit elkaar, boog stevig vast, pijl erop en naar achteren trekken. Met alle kracht in haar armen trok ze de pees zo ver naar achteren als ze kon. Richten en loslaten… de pijl vloog nauwelijks verder dan bij Rens het geval was.
“Oh, dit is echt moeilijk ja.”
“Volgens mij doen jullie het verkeerd.” zei Pieter. “Jullie houden de pijl vast, en dat moet volgens mij niet. Dat heb ik toen geleerd bij Ambrosius. Je moet de pijl tussen je wijsvinger en je middelvinger hebben, maar niet klemmen.
Sara ging dat eens proberen. Deze keer kwam ze een stuk verder inderdaad, maar net voor het doel raakte de pijl de grond.
“Dit moet lukken.” vond ze. Ze pakte een andere pijl.
Pieter kwam erbij staan, en hielp haar zo goed mogelijk zoals hij ook ooit geholpen was toen hij een proefles had gekregen bij Ambrosius. Hij hielp haar om haar elleboog in lijn brengen met de schietrichting. Hij wist niet precies waar het voor was maar dat leek te helpen want Sara raakte het doel! Nog wel buiten de cirkels, maar het begon erop te lijken.
“Wow Saar, kei goed!” klapte Emma enthousiast.
“Ja, maar ik begin het al wel te voelen in mijn arm zo.”
“Nu ik dan!” riep Emma. Nu ze wist hoe het moest wilde ze het ook wel eens proberen.
Rens raapte de pijlen op en ze gingen met zijn allen om Emma heen staan. Pieter vroeg zich af waarom iedereen per se wilde boogschieten terwijl híj́ toch degene was die wist hoe het moest, maar hij legde zich erbij neer. Hij hielp Emma net zoals hij Sara had geholpen.
De eerste pijl raakte meteen het doel, maar buiten de cirkels, net zoals bij Sara het geval was. Dit ging de goede kant op!
De tweede pijl ging nog beter, Emma raakte het blauwe gedeelte van het doel.
“Wauw, dit gaat goe-oed!” riep Rens.
“Lekker bezig Emma!” zei Pieter. Als een volleerd coach bleef hij bij haar staan, om haar te helpen zo goed mogelijk te mikken.
De derde pijl was aan de beurt. Emma richtte, trok nog een beetje verder naar achteren… Dit moest hem worden. Woesssjj… de pijl vloog weg, en in de roos!
“Goed gedaan!” riep Sara.
Meteen zagen dat het paneel waar het doel op bevestigd was, omgeklapt was door het rake schot van Emma. Er was een doorgang geopend! Maar voordat ze tijd hadden om het te vieren hoorden ze wat geratel.
Klak-klak-klak-klak-klak...
Het doel was weliswaar omgeklapt, maar begon meteen langzaamaan weer omhoog te komen!
“Rennen!” riep Rens.
Emma liet de boog vallen en rende achter Rens aan. Pieter keek naar Sara, en hielp haar door samen half hinkelend, half rennend naar het doel te komen. Het doel stond alweer bijna halverwege overeind toen ze aankwamen. Zonder zich te bedenken duwde Pieter Sara een stuk naar boven, waar ze aan de andere kant aan haar handen getrokken werd door Rens en Emma. Net voor het doel zich sloot was Sara door de verborgen doorgang geholpen. En toen was het stil.
Oh nee hè! Nu zit ik hier alleen!
Pieter vond het al de hele nacht spannend, maar dit was echt niet leuk meer nu. Alleen in een rare grot diep onder het dorp, met allemaal gekke opdrachten en niemand die hem kon helpen. Boos en verdrietig beukte hij met zijn vuisten op het doel. Van de andere kant werd er terug gebeukt.
“Pieter!” hoorde hij van de andere kant komen. Het klonk gedempt. “Kun je ons horen?”
“Ja, ik hoor jullie! Is alles goed daar?” riep Pieter door de muur heen.
“Ja, we denken het wel. Maar alles is donker hier en we kunnen vanaf deze kant de deur niet open maken. Kun jij zelf ook nog een keer proberen te schieten?”
“Ik ga het proberen!” riep Pieter terug.
“Wil je dan ook mijn tas en zaklamp meenemen? En Kleppie niet vergeten?”
Pieter keek rond. De tas van Rens stond nog bij de tafel, die had hij uit gedaan toen hij ging boogschieten. Hij bekeek nog eens goed de roos waar Emma het doel had geraakt. Er leek daar iets te kunnen bewegen, maar erop slaan had geen effect. Blijkbaar moest hij echt schieten vanaf het hekje.
“Ik ga het proberen!” riep hij. “Gaan jullie aan de kant voor als het doel omver klapt?”
Zonder op het antwoord te wachten pakte hij de tas van Rens, deed die op zijn rug en trok de banden strak aan. Hij legde de zaklamp op de grond en zorgde met een hoopje zand dat die op het doel scheen. Zo hoefde hij niet terug te lopen naar de tafel als hij het doel geraakt had. Voor extra licht legde hij zijn telefoon met de zaklamp tegen een ander hoopje zand zodat hij extra goed het doel kon zien. Dit moest hij helemaal alleen doen, zonder zijn vrienden. Slik. Er zat nog één pijl in de koker. Zou het de bedoeling zijn om alle vier de pijlen te gebruiken? Het raadsel had het over na de derde pijl, dus dat was waarschijnlijk niet voor niets.
Diep ademhalen nu. Nadenken… Benen iets uit elkaar, voeten recht. Pijl op de boog, pees er achterin. Andere kant laten rusten op de boog. Goed vasthouden, goed recht houden. Vingers goed. Inademen, richten… Los!
De anderhalve seconde die de pijl nodig had om naar het doel te vliegen leek eindeloos. Pieter probeerde de pijl met zijn ogen nog bij te sturen, om hem zo magisch naar zijn doel te laten komen. Of dat effect had wist hij niet, maar na anderhalve tel raakte de pijl het doel. In de roos, naast die van Emma!
Het doel klapte om, net zoals bij Emma gebeurd was.
Klak-klak-klak-klak-klak klonk het geratel weer. Pieter liet de boog vallen, rende naar zijn telefoon en de zaklamp en sprong door de ontstane doorgang heen, waar zijn vrienden een paar meter verderop op hem stonden te wachten.
“Goed gedáááán!” riepen ze in koor.