Rond te Toren

RonddeToren

Loon op Zand

1967 - 2024

Het Geheim van De Wetering

door Ger Bruinsma, met tekeningen van Els Peters
Rond de Toren 14 18-09-2024

7. Naar binnen

De vrienden liepen op het geluid af. Een metalen pijpje, waarschijnlijk van een schoorsteen of iets dergelijks, misschien 20 centimeter breed, stak uit het dak. Uit het pijpje hoorden ze het geluid komen. Bovenop het pijpje, boven een opening, zat een soort dakje tegen de regen waarschijnlijk. Pieter probeerde die eraf te wippen, en schrok ervan hoe gemakkelijk dat ging. Hij probeerde erin te kijken, maar zag niets dan duisternis.
Rens ging erboven hangen, maakte met zijn handen een brug tussen zijn mond en het pijpje en riep niet heel zachtjes: “Hallo daar?”
 Geen antwoord.
“Is daar iemand?”
Niets meer dan het gekraak en gekreun dat ze al eerder gehoord hadden.
Pieter stootte zijn vriend aan. “Heb jij je zaklamp mee?”
Rens diepte uit zijn rugzak zijn zaklampje op wat hij eerder ook al mee had toen ze De Wetering in waren geslopen. Hij scheen ermee het pijpje in, maar zag niets.
“Kunnen we naar binnen misschien?” vroeg Sara zich af.
“Ik zie geen deur, jij wel?” antwoordde Emma.
Ze keken om zich heen, maar zagen niet veel nuttigs. Waren ze zo dichtbij en niemand die ze lastig viel, kwamen zo verdorie nog geen steek verder.
Toen zag Pieter iets. “Hierheen.” wenkte hij zijn vrienden.
Bij de verbinding met het oude Klooster stond een heleboel apparatuur. Maar niet alleen dat, in de zijkant van de muur van De Wetering vonden ze ook een klein rooster. Pieter herinnerde zich dat hij in de gang met De Deur Van Het Geluid ook zo’n rooster had gezien. Of het hetzelfde rooster was wist hij niet, maar als dat wel zo was, zouden ze daardoor naar binnen kunnen komen.
Pieter probeerde te trekken, maar het rooster zat muurvast. Vier schroeven langs iedere  kant. Weer rommelde Rens in zijn rugzak, en pakte een klein Zwitsers zakmesje eruit en klikte de schroevendraaier open. De schroeven leken erg vast te zitten, maar waren behoorlijk verroest. De eerste draaide met veel moeite open, maar de volgende brak gewoon af. Binnen een paar minuten waren alle schroeven weg of afgebroken.
Nog een keer probeerden ze het rooster. Vast.
Dat ding moest toch los kunnen?
“Met zijn allen.” zei Emma. Achten handen pakten het rooster vast.
“1… 2… 3!!!”
Met een flinke ruk kwam het rooster van zijn plek, en ze buitelden met zijn allen achterover, met het rooster op zich.
“Haahaa!” lachte Rens uitbundig.
“Ssssstttt!” klonk het om hem heen.
“Sorry hoor, ik vind het gewoon grappig.” mompelde hij.
Ze keken om zich heen. Niets te zien, het leek erop dat niemand ze nog door had. Zouden ze naar binnen durven?
“Nu of nooit.” zei Sara.
“Wacht!” reageerde Pieter. “Het alarm!”
“Oh ja, verdorie.”
“Het alarm ging pas af toen we de gang uit kwamen, maar dat weet ik niet zeker. Kunnen we het testen?”
“Ja, we kunnen het rooster naar binnen gooien.” zei Emma. Als die niet gezien wordt door het alarm, dan zijn we veilig.”
De anderen knikten. Emma pakte het rooster, stak het schuin door het gat en liet het vallen.
Klababalabam!
Oeps. Dat maakte meer lawaai dan ze hadden verwacht. Ze krompen ineen. Seconden kropen voorbij. Misschien wel minuten. Toen er niets leek te gebeuren verder kwam Sara weer in beweging en stak haar hoofd door het gat. Het alarm was niet afgegaan. Maar de vloer was wel zeker twee meter naar beneden. Sara probeerde in te schatten of ze de sprong durfde te maken en besloot dat ze dat inderdaad wel durfde. Ze kroop met haar benen eerst naar binnen, ging aan de rand hangen en liet zich vallen terwijl ze zich iets afzette. Dat lukte, al kwam ze net met haar rechtervoet half op het rooster.
“Au!” riep ze.
“Gaat het?” vroeg Pieter bezorgd.
“Weet ik niet, ik kwam een beetje verkeerd terecht op het rooster. Het doet wel pijn. Maar het lukt wel denk ik.”
Rens pakte zijn touw maar weer eens, en knoopte het om een dikke pijp op het dak heen. Het andere einde gooide hij door het gat naar binnen en aan het touw daalde hij af naar Sara, die even op de grond was gaan zitten.
Emma en Pieter volgden.
“Nu kun je je touw niet meer verder meenemen.” wees Sara naar het touw wat nog bleef hangen.
“Ja, klopt… Maar ja, dan kunnen we er in ieder geval nog uit als het nodig is.”
Pieter boog zich over Sara heen. “Waar doet het pijn?”
“Mijn enkel.”
Sara trok haar broekspijp iets omhoog. Er was niet veel te zien.
“Misschien verzwikt. Kun je staan?” vroeg Pieter.
“Ik denk het.”
Sara steunde op Pieter terwijl ze overeind krabbelde. Een beetje onzeker ging ze staan, en besloot nog maar even op Pieter te blijven leunen.
“Ik laat me niet wéér tegenhouden door De Wetering. Nu wil ik die deur dóór.” zei ze vastberaden terwijl ze naar de beruchte deur wees.
De anderen knikten. Ze wisten dat dat het enige was wat erop zat.
Pieter voelde naar de telefoon in zijn broekzak. Die had hij toevallig meegenomen omdat hij zijn broek aan had gedaan tegen de kou. Hij keek hoeveel batterij er nog in zat. 63%. Gelukkig. Als het nodig was kon hij papa en mama nog bellen.


“Kom.” zei hij tegen Sara. Hij hielp haar naar de deur toe. Emma en Rens draaiden zich ook om, en Emma opende de deur. Donker, als altijd. Stilte. Of nee, toch weer dat geluid. Voor het eerst hoorde Pieter ook het verdrietige geluid waar Emma over had verteld. Een soort gesnik. Een klein kind? Nee, dat niet. Maar wel onmiskenbaar iemand die verdrietig is. Of iets? Hij wist het eigenlijk niet meer. Het was allemaal ook zó raar.
Rens scheen met zijn zaklamp de ruimte achter de deur in, en Pieter hielp met het lampje van zijn telefoon. Duisternis vooral, maar ze konden wel een trap onderscheiden. Hun neuzen vertelden dat het vooral heel muf was, alsof er eeuwen niemand geweest was. De vrienden keken elkaar aan. Voor het eerst leken ze door niets of niemand tegengehouden te worden. Eigenlijk was alles verrassend goed gegaan, ook al hadden ze het niet gepland om naar binnen te gaan. Sara’s enkel deed wel pijn, maar die was stoer genoeg om dat te verbijten en verder op Pieter te leunen.
Ze gingen de trap af. Achter hun duwde de deurdranger de deur weer dicht.

Alles zat vol stof en spinrag. Hier had duidelijk lange tijd niemand gelopen. De treden waren van beton, de leuning van staal. Maar niemand durfde eigenlijk echt de leuning vast te houden. Alles voelde vies en een beetje vochtig. Rens liep met zijn zaklamp voorop met Emma schuin achter zich. Langzaam bewogen ze zich de trap af. Na een aantal treden kwamen ze op een soort plateautje. Ze schenen om zich heen. Behalve hun trap en veel spinrag zagen ze ook een heleboel buizen lopen. Dun, dik, van metaal en van kunststof, alles kris kras door elkaar.
“Ik denk wat we hier in de kelder zitten.” sprak Pieter. “En dat dit alle leidingen voor de WC en het licht en verwarming zijn en zo.”
De anderen knikten. Dat klonk wel logisch. Vanaf het plateau zagen ze een wenteltrap naar beneden gaan. Een hele simpele, volledig metalen trap met roosters als traptreden.
“Zullen we maar?” vroeg Rens.
“Gaat het nog een beetje, Sara?” vroeg Pieter.
Sara knikte en keek verbeten. Er was weinig wat haar zou tegenhouden besloot ze voor zichzelf.
Ze daalden verder af de duisternis in. Wat zouden ze tegenkomen? Pieter had al gefantaseerd over een oude man die bij de bouw van De Wetering, dertig jaar geleden, per ongeluk was opgesloten. Die zou dan overleefd moeten hebben door spinnen te eten. Of misschien wel muizen. Maar hoe zou hij dan gepoept moeten hebben? Dertig jaar lang iedere dag poepen, dat zijn echt heel veel drollen. Meer dan tienduizend drollen bij elkaar. Dat zouden ze toch wel ruiken dan inmiddels?

De trap afdalen leek bijna eindeloos lang te duren. In het donker moesten ze bijna iedere stap die ze zetten voorzichtig mikken omdat ze rekening moesten houden met het draaien van de wenteltrap. Hoe ver zouden ze al onder de grond zijn? Niemand die het nog echt wist. Sara had geprobeerd de treden te tellen, maar doordat ze af en toe een pijnscheut door haar enkel voelde gaan was ze te afgeleid om nog te kunnen blijven tellen. Ze wilde zich groot houden. Het zal niet aan haar liggen dat ze nu niet verder kunnen.
Hoe verder ze naar beneden kwamen, hoe kouder het leek te worden. De lucht leek ook een beetje vochtig nu ze wat dieper onder de grond waren. De zaklampen van Rens en op de telefoon van Pieter waren niet sterk genoeg om nog het einde bovenin of onderin te kunnen zien. Wel zagen ze dat op een meter afstand van de trap aan alle kanten een soort muur was. Niet strak, maar erg bobbelig, alsof het niet met heel veel aandacht gemaakt was. Ze daalden dus af in een soort schacht, die conclusie konden ze wel trekken. Op een gegeven moment hield de trap op, en belandden ze op een zanderige grond met wat losse planken erop gelegd. Die leken hun beste tijd te hebben gehad.
“Een deur.” fluisterde Rens vol ontzag.
Een oude, houten deur, een beetje als de deur van de poort bij Pieter thuis, was het enige wat ze zagen buiten de trap en de muur.
“Wacht even.” zei Sara. Ze ging zitten op de onderste trede van de trap.
“Doet het pijn?” vroeg Pieter bezorgd.
Sara knikte. Ze wilde het eigenlijk niet toegeven, maar ze moest echt even bijkomen.
Emma knielde en keek naar de enkel van Sara. De vriendinnen keken elkaar aan. Sara knikte, Emma mocht even goed kijken.
“Schijn me even bij.” droeg ze de jongens op.
Emma voelde aan de enkel terwijl ze die inspecteerde.
“Het is dik aan het worden, en volgens mij ziet het er ook een beetje anders uit. De kleur dan. Maar ik kan het niet goed zien. Kun je je enkel nog goed bewegen?”
Terwijl Sara haar hiel op de grond liet rusten, bewoog ze haar enkel in een cirkel.
“Doet dat meer pijn?”
“Wel iets, maar het valt mee. Traplopen was erg moeilijk net.”
“Van mama heb ik geleerd dat een brace helpt. Heeft iemand sokken aan?”
Iedereen schudde zijn hoofd.
“Wat is een brace?” vroeg Rens.
“Een soort sok van elastiek zonder tenen, die eigenlijk een beetje te klein is, maar wel past omdat-ie uitrekt.” antwoordde Emma. “Liefst met iets van verband er tussen nog.”
“Ik heb een idee.” zei Pieter. Hij trok zijn trui uit en vervolgens zijn pyjamashirt. “Brrr, koud zo.”
“Huh? Wat ga jij doen?!” riep Rens verbaasd.
“Een brace maken.” zei Pieter, terwijl hij zijn trui weer aantrok. “Mag ik je mes?”
Verbaasd gehoorzaamde Rens zijn vriend.
Pieter legde zijn pyjamashirt op de grond en sneed met het mes een mouw af, gevolgd door de tweede mouw. Hij trok er een beetje aan, het was inderdaad een beetje elastisch.
“Goed idee!” riep Emma uit. Ze trok enthousiast de mouwen uit de handen van haar vriend. De eerste mouw wikkelde ze losjes om de enkel van Sara heen, gevolgd door de tweede mouw die ze wat strakker aantrok. Toen keek ze vertwijfeld op.
“Wie kan er goed knopen?”
Rens stapte naar voren. Dat was wel zijn ding.
“Niet te strak, maar wel stevig.” instrueerde Emma.
Rens knikte, en legde een simpele maar stevige knoop in de mouw. Emma controleerde zijn werk en knikte tevreden.
“Dit zou moeten werken. Wat denk jij Sara?”
“Ik denk het wel.”
“Weet je zeker dat je verder wil?”
Sara stak haar hand uit naar Emma, die haar overeind hielp. Voorzichtig zette ze een stap, en toen nog een.  Het voelde wat onzeker, maar wel steviger. De pijn leek een beetje weggedrukt te worden.
“Dit is wel beter. Dankjewel allemaal.”
De groep was opgelucht. Met teamwork hadden ze hun vriendin weten te helpen. Het gaf ze vertrouwen genoeg om door te gaan met hun tocht.
Pieter keek om. Met zijn telefoon scheen hij naar de deur. “Die kant op dan maar?”

Wordt vervolgd...