Rond te Toren

RonddeToren

Loon op Zand

1967 - 2024

Het Geheim van De Wetering

door Ger Bruinsma, met tekeningen van Els Peters
Rond de Toren 10 19-06-2024

3. Terug naar De Wetering

Emma, Pieter en Sara hadden hun ouders wijsgemaakt dat het dodelijk saai was bij de Heemkundekring. Echt iets voor grote mensen. Ze hadden niets gevonden en hadden hun interesse in De Wetering wel een beetje verloren. Heus waar.

Maar in de pauze hadden ze het over niets anders. Emma hoorde regelmatig nog geluiden uit De Wetering komen, en ze wist niet of ze het zichzelf inbeeldde, maar het leek wel steeds erger te worden. Maar De Wetering was nu echt dicht en wachtte alleen nog op de sloophamer. Wat konden ze doen?

“We moeten er weer heen. Naar binnen.” zei Sara beslist. “Dat is de enige manier om echt verder te komen.”
“Maar hoe dan?” vroegen Pieter en Emma.
“Als er geluid uit komt, dan moet er ergens een opening zijn. En als er een opening is, dan kunnen wij daar doorheen.’
Tegen die logica viel weinig in te brengen. Of toch.
“Als de opening heel klein is, dan passen wij daar niet door.” bedacht Pieter.
“Als de opening heel klein is,” herhaalde Sara, “dan maken we die groter totdat we wel passen. Niets doen is geen optie.”

Die zaterdag besloten ze weer een kijkje te nemen bij De Wetering. Het plein was leeg, alleen wat mensen die langs liepen op weg naar het Oranjeplein of elders in het dorp. Ze liepen een beetje heen en weer, en Sara zag aan de zijkant een ladder.
“Zullen we daarop klimmen?” stelde ze voor.
“Ja NEE!” riep Pieter. “Da’s veel te gevaarlijk. En iedereen ziet ons dan!”
Dat laatste daar kon Sara wel in komen. Ze moesten eigenlijk ‘s avonds een keertje langs als niemand ze zou zien. Maar dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Emma liep intussen terug naar de deuren. Ze rammelde er een beetje aan, maar allemaal waren ze dicht. In het weekend gebeurde er natuurlijk helemaal niets.
“Zullen we van de week na school nog eens terugkomen? Als we de komende dagen nou steeds bij mij afspreken en we spelen dan buiten dan zien we misschien nog een keertje wat bouwvakkers ofzo langs lopen en kunnen we misschien naar binnen weer.”
Dat klonk als een goed plan.

De week daarna ging stilletjes voorbij. Overdag dan, want dan viel er niets te horen. En er waren ook geen werklui die iets kwamen doen in De Wetering, dus ondanks dat de drie vrienden het ijskoude weer trotseerden om in de gaten te houden wat er gebeurde, er gebeurde helemaal niets. ‘s Nachts was het een ander verhaal. Bijna iedere nacht hoorde Emma De Wetering huilen. En iedere ochtend vertelde ze het weer trouw aan haar vrienden.

Intussen begon Pieter last te hebben van zijn beste vriend Rens. Doorgaans spraken ze bijna iedere dag bij elkaar af, maar nu Pieter steeds met zijn vriendinnen weg was, begon Rens te morren.
“Waarom spreek je nooit meer af?”
“Ja ik ben druk bezig.” antwoordde Pieter.
“Waarmee dan. Met die meiden?”
“Ja, eigenlijk wel.”
“Wat doen jullie dan? Mag ik meedoen?”
Tja. Dat was een goede vraag eigenlijk. Ze hadden afgesproken dat ze het geheim zouden houden, maar niet geheim voor wie. Voor hun ouders, nogal wiedes. En meneer Nico hoefde het ook niet per se te weten. Rens was zijn beste vriend, maar ook wel iemand die echt alles aan zijn ouders vertelt.
“Mag ik meedoen?” vroeg Rens nog een keer.
“Ik ga het even vragen morgen” zei Pieter. Meer kon hij er niet van maken en Rens was al lang blij dat ze weer een uurtje samen aan de Gravitrax baan konden bouwen.

“Rens? Wie is Rens nou weer? vroeg Sara.
“Rens zit op de Vlinderboom. Je kent hem wel, van mijn kinderfeestje enzo.”
“Ooh, die. Ja ik denk het wel.”
“Die blonde jongen toch? Met soms een bril?” vroeg Emma.
Dat kopte. Rens had een bril, maar die vergat hij regelmatig.
“Ja, die. Hij is echt super aardig.”
“Vertrouw je hem ook?” vroeg Sara.
“Ja.” antwoordde Pieter, zekerder dan hij eigenlijk was. Ja, hij vertrouwt Rens zonder meer als zijn beste vriend, maar hij praat wel veel. Hij besloot het er toch op te wagen.
“Als hij maar zijn mond houdt, dan mag hij mee.” besloot Emma.

Op een vrijdagmiddag was het raak. Het was inmiddels al iets beter weer geworden. De sneeuw was weg, het was ook niet meer zo koud en eindelijk was er ook weer activiteit in De Wetering. Weer mensen die spullen kwamen ophalen. De vrienden kwamen weer kijken. Met veel moeite werd een biljarttafel naar buiten gereden. Iedere volwassene was daar druk mee bezig, dus konden de kinderen ongezien naar binnen glippen.
“Waar moeten we heen?” vroeg Rens, veel te hard.
“Sssssttt!!” klonk het van 3 kanten.
Ze bleven stil staan. Luisteren. De volwassenen waren blijkbaar te druk met hun biljarttafel en hadden niets gehoord.
Sara wenkte. Ze wist nog precies waar ze haar kauwgom had geplakt. Ze probeerden de deur. Die was nog steeds open. Maar omdat bijna de hele Wetering donker was behalve het voorste stuk, konden ze niets zien. Pieter voelde naar een lichtknop, maar vond niets. Uit het niets toverde Rens een kleine zaklamp tevoorschijn.
“Van het bushcraften!” zei hij triomfantelijk. “Daar had ik aan gedacht!”
“Sssst!” klonk het nog een keer om hem heen.
Het zaklampje scheen naar binnen. Een trap, vol stof. Stofdraden langs de muren. Spinnenwebben over de trapleuning. Het zag er niet heel uitnodigend uit daar binnen.
Ineens was het daar weer. Een klagend geluid. Een beetje gekraak. Rens zette grote ogen op. Pieter nog grotere. Sara en Emma keken elkaar aan. Het was echt hier! Nu moesten ze alleen nog besluiten of ze naar binnen durfden.

“Ja, toe maar!” klonk het van voren.
Een doffe dreun. Een klik. Het geluid van een deur die op slot ging.
Oh. Nee. Nee, nee, nee!
Ze zaten opgesloten. Alleen in De Wetering en niemand die het wist. En rare geluiden van beneden. Wat nu?